Tijd bestaat eigenlijk niet. Niet in de natuur tenminste. Er zijn gebeurtenissen die elkaar opvolgen. De zon komt op, staat hoog en gaat weer onder. Er zijn warme periodes en later ook koudere. Meer niet. Bomen, planten en dieren reageren op zonlicht, warmte en regen. Wij worden geboren, en na een hoop gedoe, sterven we. We worden wakker, gaan aan de slag, rusten uit en gaan slapen. Er zijn allerlei ritmes.

Tijd is handig als je wilt afspreken dat je ergens bijeenkomt. Maar toen de kloktijd er niet was, werden afspraken anders gemaakt. In Oeganda spraken we in de jaren 90 af “in de ochtend”, “rond het middag uur”, “na de lunch”,  “aan het eind van de middag” of als “het donker was”. Voor mij vroeg dat om een andere organisatie van mijn bezigheden.

Eigenlijk werkte het andersom. Door de introductie van de torenklokken in de 14e eeuw kon het leven geleidelijk aan meer georganiseerd raken. De torenklok werd op 12 uur gezet als de zon op zijn hoogst was. Dus de tijd verschilde wel wat tussen de steden. Maar binnen een stad kon je afspraken maken op een bepaald uur, want ook al zag je de torenklok niet. Het luiden van de klok kon je wel horen.

Daarvoor was 12 uur synoniem met “als de zon op zijn hoogste punt staat”. Dat elk uur even lang duurde, was een uitvinding van de Grieken. Dat vonden ze handiger voor de berekeningen in hun astronomie. Daarvoor verschilde de lengte van het uur met het seizoen. De Babyloniërs deelden hun dagen in met “waken”. Zo’n wake was ter beveiliging en de wakers losten elkaar af aan het einde van een wake. Die 3 waken overdag en 3 waken ’s nachts duurden elk 4 uur, zouden we nu zeggen. Maar de Babyloniërs rekenden nog niet in 24 uur per dag.  Verder was de indeling in dag en nacht gebaseerd op het zonlicht. Dit hield in dat de lengte van de dag en de nacht varieerde met de seizoenen. Op een winterdag waren de waken overdag korter en tijdens de nacht langer. In de zomer was dat omgekeerd. Onder meer vanwege de waken werd het nuttig om te kunnen vaststellen wanneer 1/3 en wanneer 2/3 van de nacht voorbij was.  Daarvoor gebruikten ze de stand van de sterren.

In het dagelijks gebruik kreeg dat vaste uur pas betekenis met de invoering van de torenklokken. En voor de mensen in de dorpen duurde het nog veel langer voordat het vaste uur betekenis kreeg. De tijd staat hier stil, zeggen mensen nog wel. Omdat er ook nu nog een ander ritme heerst in de dorpen.

In ons land hadden we pas overal dezelfde tijd (de Amsterdamse tijd) vanaf 1866, en alleen nog maar op alle stations in Nederland. In sommige gemeente bleef men op de torenklok de lokale tijd aangegeven.

Door de kloktijd te gaan gebruiken en af te stemmen kon het leven beter georganiseerd worden, Efficientie nam toe, net als de arbeidsdruk. Die tendens zie je op meerdere terreinen. Ontwikkelingen in de technologie leiden tot een enorme toename van mogelijkheden, van informatie en kennis. Met alle gevolgen van dien voor de werknemers, de mensen. Steeds meer functioneren we als robots en uiteindelijk zullen we door hen worden vervangen.

We komen vaak terug van vakantie met het gevoel dat dat we “dat ritme” willen vasthouden, zonder te weten wat dat precies is… Voor een groot deel gaat dat om onze omgang met de tijd. Tijdens een vakantie is onze planning anders. In grotere blokken van ochtend, middag en avond. Niet ingedeeld per uur: om 8u opstaan, om 8u45 ontbijt, om 10.10u zwemmen, om 11.25u naar een museum in de buurt, om 12.50u lunchen, om 14u een kerk bezoeken, om 15.27u een boek lezen, om 16u24 wat boodschappen doen, om 17u12 uitrusten, etc. Tijdens de vakantie hoeft dat niet en kan het allemaal wat relaxter. En als er iets niet doorgaat is het ook goed. Dat komt dan wel een andere dag, of niet.

Omdat ‘andere’ gevoel vast te houden moeten we ons horloge afdoen en niet op onze iPhone kijken. Vergeet de tijd, leef de dag en voel de ritmes.